Kornelis Peter Zwijsen en Maria Gerarda Antonia Heegeman (1e huwelijk)

Kornelis Peter Zwijsen (9-12-1849 Driel - 17-5-1912 Amsterdam) trouwt op 13 mei 1874 in 's-Hertogenbosch met Maria Gerarda Antonia Anna Heegeman (22-4-1845 Grave - 25-11-1889 Rotterdam)
Kornelis Peter is 26 jaar en beeldhouwer. Hij komt uit een gewone katholieke Brabantse familie - zijn vader was zoutziedersknecht en machinist - en hij is een
achterneefje van
Aartsbisschop Zwijsen. Het is aannemelijk dat hij zijn opleiding tot beeldhouwer in Den Bosch kreeg, waar hij met Maria trouwt en woont.
Maria is de dochter van Willem Frederik Heegeman - hoeden en pettenmaker in Grave - en Maria Catharina Rijnders. Maria is nog geen 4 jaar als zij haar moeder verliest. In de bevolkingsregisters van Grave staat zij op 22 jarige leeftijd ingeschreven in het huishouden van haar oom en tante Dirk Adolfs en Johanna Bernardina Barbara Cornelissen, samen met haar 2 jaar jongere broer Leonardus Ignatius Antonius Maria.
Het eerste huwelijk van Maria Heegeman
Maria was eerder getrouwd met Cornelis Klardie. Net als haar tweede man was deze Cornelis beeldhouwer. In 's-Hertogenbosch krijgen Cornelius Klardie en Maria Heegeman drie kinderen, waarvan de eerste, Wilhelmus Josephus Maria Klardie in 1871 als baby overlijd en de tweeling bij het huwelijk met Kornelis Petrus Zwijsen pas bijna twee jaar zijn:
Felix Johannes Paulus Maria Klardie en Cornelius Antonius Petrus Maria Klardie worden geboren op 29 juni 1872.
Wanneer hun vader overlijdt gaat Felix bij zijn opa Willem Frederik Heegeman en diens 2e vrouw Lucia Petronella Cornelissen in Grave wonen. Willem en Lucia nemen veel kleinkinderen en neefjes op. Felix wordt in 1887 toegelaten op de Burger Teekenschool in Grave. Op 23 oktober 1888 vertrekt hij naar Uden.
De tweelingbroers treffen we in de census van 1890-99 aan in de Oude Kerkstraat 31 in Utrecht, In 1891-92 woont Cornelius daar en in 1895-96 Felix. In Utrecht wonen in die jaren ook hun stiefvader Kornelis Peter Zwijsen met zijn tweede vrouw en met hun halfbroer en -zusjes. Felix trouwt op 20 juni 1901 in Dordrecht met Adriaantje Mijntje Kampman, hij is dan pettenmaker net als zijn opa. In 1904 vinden we het gezin van Felix in Leeuwarden, in 1908 en 1910 met zijn gezin in Venlo, Limburg. Na 1912 vertrekt hij naar Amsterdam, waar hij overlijdt op 1 juli 1939.
Cornelius Antonius Petrus Maria Klardie treffen als kind in de registers aan bij zijn stiefvader Kornelis Peter Zwijsen en stiefmoeder Hendrika Anna van Hilten. In militaire dienst is hij korporaal. In 1900 gaat hij werken bij de spoorwegen, als hulpschrijver en schrijver 2e klas. Op 8 april 1903 wordt hij oneervol ontslagen wegens dienstweigering. Het ontslag bij de NS vind plaats in een tijd waar bij de NS van januari tot april 1903 massale stakingen voor loonsverhoging waren en naar aanleiding waarvan ook personeel werd ontslagen. Hij trouwt op 10 mei 1905 in Den Haag met Wilhelmina Ouwerschuur, hij is dan aardappelhandelaar, waarschijnlijk maar kort, want later in de archieven zien we dat hij schoenmaker is. Hij overlijdt 16 december 1937 in Den Haag.
Huwelijk Kornelis Peter Zwijsen en Maria Heegeman
Met Kornelis krijgt Maria nog negen kinderen. Eerst wonen zij in Den Bosch, en rond 1878 verhuizen zij naar Rotterdam, mogelijk in verband met een katholiek bouwproject waar Kornelis beeldhouwwerk voor verricht. Ze verhuizen vaak en in hetzelfde stadsdeel Agniesebuurt valt te lezen in het
stadarchief; van de Schoterbosschtraat 12 (1882) naar de Rembrandtstraat 6 (1887) naar de Noordmolenstraat 65 (1888) en de Bokelstraat 4 (1890). In WOII zijn de gebouwen in deze wijk grotendeels verloren gegaan en het kanaal de Schie is op deze plek gedempt.
De eerste twee zonen overlijden jong. Daarna volgen
• Wilhelmus Maria Zwijsen geboren op 30 oktober 1874, in ’s-Hertogenbosch. Willem overlijdt in Utrecht op 16-jarige leeftijd op 16 juni 1891. Hij is barbier.
• Josephus Wilhelmus Zwijsen geboren op 18 juli 1883 in Rotterdam, overlijdt 2 maanden oud op 9 september 1883
In ieder geval vijf van de zes dochters worden volwassen, over hun levens kan je verder op de pagina lezen:
• Lucia Petronella 29 dec 1875 - 1950, geboren in Den Bosch, trouwt in 1907 in Tilburg met Wim Thijssen, edelsmid te Haarlem. Lucia Zwijsen trouwde eerder in Utrecht op 4 augustus 1898 met Josephus Hamers. Wim Thijssen is weduwnaar. Lucia overlijdt in 1961 in Heemstede.
• Anna Cornelia Wilhelmina Zwijsen geboren op 14 januari 1878 in Rotterdam, trouwt met kleerbleker Anthonius Aloysius Hageman in Utrecht op 19 juni 1902. Overleden op 57-jarige leeftijd op 28 september 1935 in Nederhorst den Berg
• Maria (Marie) Wilhelmina Zwijsen geboren op 5 juni 1880 in Rotterdam. Zij trouwt op 7 augustus 1902 met Theodorus Wijnen in Utrecht, hij is boekhouder. Zij overlijdt op 3 maart 1937 in Baarn.
• Engelina Adriana Zwijsen geboren op 31 maart 1882 in Rotterdam, zij trouwt met Johannes van Benschop, hij is smid en handelsreiziger in Nederhorst den Berg. Engelina overlijdt in Den Haag op 26 november 1939
• Josina Johanna Antonia Zwijsen geboren op 3 juni 1884 in Rotterdam. Zij trouwt met Lambertus Johannes Lauret, inspecteur ener levensverzekeringsmaatschappij, op 12 mei 1915, ze is dan 30 jaar oud.
• Van Antonetta Cornelia Petronella Zwijsen tenslotte, geboren op 8 november 1885 in Rotterdam, is verder niets bekend.
Beroep: Beeldhouwer
Kornelis Petrus Zwijsen was beeldhouwer, opgeleid in Den Bosch. Dat hij in artistieke kringen verkeerde kan je onder andere aflezen uit zijn trouwakte, ondertekend door de getuigen, bekenden van het bruidspaar die zelf ook ambachtslieden waren.
De beeldhouwer Zwijsen vestigde zich na, of wellicht tijdens zijn opleiding in Den Bosch. Om verschillende redenen is het aannemelijk dat katholieke bouwprojecten Kornelis Peter Zwijsen naar verschillende steden bracht; in 1880 naar Rotterdam met Maria Heegeman waar zij een gezin stichtten, in 1890, na het overlijden van Maria, naar Utrecht, met zijn kinderen en zijn tweede vrouw Hendrika van Hilten. Misschien heeft hij ook nog in Amsterdam gewerkt, toen Kornelis Peter en Hendrika bij dochter en schoonzoon Maria en Theo Wijnen - Zwijsen gingen inwonen.
De eerste goede reden om aan te nemen dat Kornelis Peter Zwijsen aan katholieke bouwprojecten verbonden was is dat zijn oudoom de eerste Utrechtse aartsbisschop Joannes Zwijsen was, die met visie en veel energie vorm gaf aan de wederopbouw van de katholieke gemeenschap in het publieke domein. Hij stichtte ordes, kloosters, liet scholen en kerken bouwen. Joannes Zwijsen is net als Kornelis Peter geboren in het Gelderse dorp Driel, waar het grootste deel van de directe familie woonde. Kornelis verkeerde dus in de juiste kringen. En deze katholieke wederopbouw is zo stormachtig dat het de tweede reden om te vermoeden dat hij daar als ambachtsman bij betrokken was:
Katholiek Reveil
"Met het uitroepen van de Bataafse Republiek in 1795 konden Katholieken weer openlijk hun geloof belijden. Uiteindelijk richtte paus Pius IX in 1853 de Utrechtse kerkprovincie op, bestaande uit het aartsbisdom Utrecht en de bisdommen Haarlem, 's-Hertogenbosch, Breda en Roermond. De nieuwe bisschoppen besteedden in de eerste jaren veel aandacht aan de reorganisatie van hun bisdom en de opbouw van een goede infrastructuur van parochies. Naast nieuwe Nederlandse stichtingen vestigden zich ook Duitse en Franse congregaties in Nederland, uitgeweken voor anticlericale maatregelen in eigen land. De religieuzen bouwden een netwerk op van kerken, katholieke scholen, ziekenhuizen en armenzorg.
De katholieke herleving kwam ook op cultureel terrein tot uiting. De Amsterdamse koopman-schrijver J.A. Alberdingk Thijm was daarvan de welbespraakte woordvoerder, de neogotiek in de kerkenbouw (P.J.H. Cuypers) en in de kerkelijke kunst (edelsmidse Brom) was er de meest opvallende uitdrukking van ". Citaat en verder lezen: hier.
De man die de reorganisatie moest gaan leiden was
Joannes Zwijsen, in 1853 werd hij door de Paus benoemd tot Aartsbisschop van Utrecht en Administrator van 's Bosch.
De hervonden katholieke vrijheid en opleving van de kerkgemeenschap leidde tot een enorme vraag naar werklui om nieuwe gebouwen te bouwen, in te richten en te verfraaien. Alles werd nog met de hand gemaakt, van het zware constructiewerk tot aan de houten banken, de kroonluchters en de gouden kelken.

Quirinus van Neuss, beeld van K.P. Zwijssen, 50 cm hoog, geïnspireerd op het beeld van Meester Tilman uit ca 1500. Het origineel is 124 cm hoog en staat in Huis Bergh in 's-Heerenberg. (Met dank aan J. Lauret)

Maria Heegeman is pas 44 als ze op 25 november 1889 in Rotterdam overlijdt. Terwijl Kornelis zijn leven op orde probeert te krijgen bivakkeren drie dochtertjes tijdelijk in het St Lucia Armenhuis; Marie, Engelina en Josina.
Kornelis Peter Zwijsen en Hendrika Anna van Hilten (2e huwelijk)
Op 26 november 1890, een jaar na het overlijden van Maria, trouwt Kornelis Petrus Zwijsen voor de tweede keer, nu met Hendrika Anna van Hilten. Kornelis is dan 41 en Hendrika - die Heintje wordt genoemd - is 38 jaar. Voor Hendrika is het haar eerste huwelijk. Hendrika is in 1846 geboren in Loenen als dochter van meester-metselaar Dirk van Hilten en Martijntje Lenterman.
Kornelis Peter en Hendrika trouwen in Utrecht en wonen daar, met Kornelis' (stief-) kinderen Cornelis Klardie, Anna, Maria, Engelina en Josina in de Kerkstraat 60. Het jaar daar op verhuizen ze naar de Goedestraat 7 bis. Waarom Kornelis en en Hendrika voor Utrecht kiezen is niet bekend, wellicht omdat Hendrika daar woonde of omdat hij werk kon krijgen bij een van de bouwprojecten in de Domstad?
In het eerste jaar van hun huwelijk komt Kornelis' oudste zoon Willem - dan 16 jaar - om. De jongen staat geregistreerd als 'barbier'.


Josephine van de blog My Inner Victorian over het portret van Heintje Zwijsen - van Hilten:
" Voor het dateren en verder duiden van de foto kijk ik naar twee punten:
– De achterkant van de foto met daarop een doorslaggevende aanwijzing voor de datering.
– De persoon op de foto en haar (kleding)stijl.
Datering aan de hand van gegevens van de fotograaf:
Deze foto van Hendrika (Heintje) Zwijsen - van Hilten (1846-1932) is vrij makkelijk te dateren: Hij
is gemaakt tussen 1901 en 1903 in Utrecht. Behaalde prestaties van de fotograaf in 1901 worden op de achterkant van de foto vermeld. De foto kan dus niet ouder zijn dan 1901. In 1902 kreeg de fotograaf nog twee internationale onderscheidingen; deze worden op een latere foto vermeld.
De fotograaf zal er snel bij zijn geweest om deze prestaties op zijn fotokaartjes te vermelden: Het was tenslotte reclame. De foto van Heintje zal dus niet lang na 1902 zijn gemaakt. Het laatst gedateerde werk van de fotograaf stamt uit 1909.
De dikte van het fotokarton en de stijl van de foto (gevignetteerd borstbeeld in een ‘wolkje)’ passen bij een datering van rond 1900.
Opmerkingen over de (kleding)stijl van de geportretteerde:
Op de foto is Heintje tussen de 54 en 56 jaar oud. Mogelijk lijkt ze voor moderne ogen ouder: Dit is vaak zo bij foto’s van onze voorouders, die een fysiek zwaarder leven hadden dan wij. Zij waren meer lichamelijk in de weer, hun huizen waren kouder, en zaken als beschermende zonnecrème waren nog niet uitgevonden.
Heintje is op deze foto overduidelijk gedateerd gekleed. Het meest opvallend zijn de puntige schouders, die we voor het eerst zien in de jaren 1880, en die ook rond 1891 nog in de mode waren. Anno 1901-1903 loopt Heintje dus zo’n 10 jaar achter op de mode. Naast de puntige schouders doet ook de rest van haar lijfje onmodieus aan, met het dikke borduursel op de schouders. Verder lijkt er op de borst een glanzende stof te zien te zijn, die een deel van het lijfje met het stikwerk lijkt
te bedekken. Deze stof lijkt te zijn vastgemaakt met een knoopje ter hoogte van de schouder
(rechts). Ik kan niet plaatsen, wat dit is. De hals van het ensemble is volledig hoog: Dit bleef in de mode tussen 1880 en 1910.
Om de hals draagt Heintje een wat eenvoudige ronde camee broche, en een groot kruis. Hoewel het gebruikelijk was (en is) dat gelovige katholieke vrouwen een kruisje om de nek dragen (vaak met corpus), is dit wel bijzonder opzichtig. Mogelijk zal zij met dit sieraad hebben willen tonen dat het geloof heel belangrijk voor haar was.
Het camee valt niet heel goed te zien. Mogelijk wordt er een bloem afgebeeld, of een duif (christelijk symbool), maar dat is speculatie.
Lange, hangende oorbellen waren rond 1900 in de mode, het liefst met edelstenen erin verwerkt. Deze mode voor lange oorbellen bestond al sinds de jaren 1860, toen de haren niet meer over de oren gedragen werden. Helaas kan ik zelf niet meer over de stijl van Heintjes oorbellen zeggen. Heintje draagt haar haren eenvoudig naar achteren. Hoe ze het heeft opgebonden kunnen we niet zien; mogelijk een eenvoudige knot op het achterhoofd. Deze stijl is totaal niet naar de mode van rond 1900, toen juist een vol kapsel met een knot bovenop het hoofd (chignon) in de modieus was.
Kortom: Heintje was op deze foto van middelbare leeftijd, en modegrillen of haardracht moeten niet haar belangrijkste hobby zijn geweest. Haar geloof was waarschijnlijk wel bovengemiddeld belangrijk voor haar."
Kornelis en Hendrika verlaten uiteindelijk in 1909 Utrecht om in oktober bij dochter Marie en Theo Wijnen - Zwijsen in Amsterdam in te trekken.
In 1912 overlijdt Kornelis Peter, hij is dan 60 jaar. Heintje verhuist in april 1916 van Amsterdam naar Nederhorst den Berg. Een logische stap, aangezien hier de families van haar zussen Johanna en Catharina wonen. Beide zussen zijn in de jaren er voor overleden - Johanna in 1914 en Catharina in 1911 - maar via haar zussen en stiefdochter
Anna Hageman - Zwijsen is er in Nederhorst den Berg een uitgebreide schare aan familie waar ze bij kan aansluiten.
Heintje gaat wonen in de Voorstraat 46. Als het alleen niet meer lukt zal ze zeven jaar worden verzorgd door de familie Hageman aan de Dammerweg, waar ook
wasserij Vecht en Dijk is gevestigd. Heintje overlijdt hier uiteindelijk op 30 april 1935, 85 jaar oud.



De vijf zussen Zwijsen in hun volwassen leven
Een mooie gelegenheid waar de zussen Zwijsen als volwassenen bij elkaar kwamen, met hun echtgenoten en familie, is te zien op deze foto gemaakt in 1927 bij het 25-jarig huwelijksfeest van dochter Anna Zwijsen - Hageman, voor de deur van de directeurswoning in Nederhorst den Berg. Naar verluid hadden de dochters en hun (schoon-) families goed contact. Ook rijst het beeld dat de familieleden elkaar steeds bijstonden met praktische raad en daad. Men leefde met elkaar in huis en zorgde voor elkaar bij ziekte en ouderdom.
Hier onder geven we een kort portret van de dochters en hun gezinnen:
Lucia en Wim Thijssen - Zwijsen
Wim Thijssen (1875, Den Haag) en Lucia Zwijsen (1875, Rotterdam) zijn beiden eerder getrouwd geweest.
Wim is in 1906 als weduwnaar achtergebleven, na zijn eerste huwelijk met Frederika Catharina Heskes. Zij kregen een zoon, Anthonius Joannes Jacobus Thijssen (1899, Tilburg) en een dochter Christina Elisabeth Thijssen (1900, Haarlem). In 1904 kregen zij nog een dochtertje dat kort na de geboorte overleed.
Lucia is weduwe van de schrijnwerker Joseph Hamers, met wie zij van 1898 tot zijn overlijden in 1906 in Utrecht in de Gildstraat woonde.
Op 22 januari 1907 trouwen Wim Thijssen en Lucia Zwijsen in Sloten, Amsterdam. Komende uit Utrecht staat Lucia van december 1906 tot januari 1907 kort ingeschreven bij haar zus en zwager Maria en Theo Wijnen in Sloten.
Lucia en Theo Thijssen krijgen in Haarlem nog drie kinderen: Lucia Hendrika Anthonia (1908), Willibrordus Augustinus Cornelis (1910) en Cornelis Anthonius (1911)


Edelsmederij Thijssen
Wim Thijssen heeft aan de Schoterweg nummer 2 in Haarlem een edelsmederij waar hij voorwerpen maakt voor de katholieke kerk en katholieke instituten. In de
St. Bavo kathedraal aan de Haarlemse Leidsevaart - een van de laatste bouwwerken waar al het ambachtswerk met de hand werd uitgevoerd - hangen enkele kroonluchters uit het atelier van Thijssen. Er bestaat een levendig verslag de gang van zaken in de werkplaats geschreven door de leerjongen André Klein, die bij Thijssen in de leer gaat. Hij schrijft:
" Op de gevel van het oude 18de-eeuwse huis, lazen we op een bord: “W. en A. Thijssen, kunstdrijvers en edelsmeden”. We werden binnengelaten door de patroon, en na een kort informatief gesprek, werd ik aangenomen als leerjongen. Eigenlijk was ik nog geen 14 jaar, maar die paar weken was geen bezwaar.
Op een maandag in augustus 1928 was ik dan 's morgens om half acht in het atelier present, eerst werd kennis gemaakt met de andere personeelsleden, het waren er vijf, dan was nog de broer van de patroon Antoon, die hier meesterknecht was, een vijftiger die al even streng was als zijn broer Wim. Zoals dat toen ging als broekie, was je in het eerste jaar meer duvelsjager voor de andere personeelsleden, allerlei werkjes werd je opgedragen, waarvan je niet veel leerde, maar die toch noodzakelijk waren. De overige tijd werd besteed aan het beoefenen van het in koper krassen van een of ander meetkundig figuur, het figuurzagen in metaal en het ciseleren. Was het zaterdag, werd de hele morgen tot 1 uur besteed met het schoonmaken en opruimen van het atelier. Alle hamers en ijzeren staken en dat waren er wel veertig, moesten wekelijks met fijn schuurpapier gepolijst worden. Winterdag was het je werk om elke morgen de kolenkachel, die midden in de werkplaats stond, aan te maken. Dat gebeurde dan met lange turf en een scheut petroleum, en dan cokes of eierkolen er later op.
Hoewel ik wel goed met de collega's kon opschieten, had je als jongste broekie soms wel wat te verduren, want in pesten en in de maling nemen, waren ze soms goed. Maar ook daar kom je overheen. Op den duur leerde je dan ook het mooie handwerk. In het atelier werden uitsluitend kerksieraden gemaakt, meest van zilver, een hoogst enkele keer van goud en veel van koper, zoals kandelaars en kruisen, mooie kelken en monstransen van zilver, alles zuiver handwerk. Het personeel was gespecialiseerd: de een was enkel koperslager, de ander ciseleur en graveur. De broer van de patroon was een vakbekwaam zilversmid. Onder het personeel was ook nog Brabander, een aardige man. Op het eind van de week zei hij tegen mij: “Heb je al een verhuiswagen besteld?” Ik vroeg waarvoor, “Om je eerste weekloon in te doen”, zei hij. De lonen werden zaterdags uitbetaald door de patroon, voor mij was dat twee gulden [€ 0,90]. Trots ging ik er mee naar huis, mijn eerste verdiende loon."
Het hele verslag en wat er uiteindelijk met de edelsmederij is gebeurd is
hier te lezen.


Marie en Theo Wijnen - Zwijsen
Maria (Marie) Zwijsen (1880 - 1937) en Theo Wijnen (1877 - 1938) trouwen op 7 augustus 1902, twee maanden na Anna en Toon Hageman, en eveneens in Utrecht.
Marie en Theo krijgen vier kinderen;
• Lies (geb. 1911, arts en medische missiezuster),
• Riek (geb. 1913),
• Frans (geb. 1917, zakenman)
• Ton (1921 - 1958, econoom)



Theo Wijnen werkt in het begin in Amsterdam als boekhouder bij de firma Broekman Hollenkamp. Rond 1905 - 1906 wordt hij procuratiehouder bij Kreymborg, de Bossche Heerenmodezaak. Een procuratiehouder is bevoegd tot handelen uit naam van het bedrijf, zonder directeur of eigenaar te zijn. Kreymborg opent in 1905 een filiaal in Amsterdam in het schitterende pand waar Hollenkamp was begonnen, op de hoek van de Leidsestraat en de Herengracht. Als neef Con Lauret tijdens de crisistijd aanvankelijk geen werk als onderwijzer kan vinden helpt Theo hem en kan Con een periode op kantoor bij Kreymborg terecht.
Hoe Kreymborg er van binnen uit zag lees je
hier, in de krant Het Volk van 11 november 1906. De verslaggevers beschrijven hoe Theo Wijnen hen rondleidt door het juist geopende filiaal.

Marie en Theo zijn getrouwd in Utrecht, de stad waar zij is opgegroeid. In de periode 1902 tot 1905 staat het jonge paar geregistreerd in Sloten, Amsterdam. Het is bijzonder dat Maria en Theo in 1905 kort staan ingeschreven aan de Dammerweg in Nederhorst den Berg, zij hebben dus enige tijd ingewoond bij zus en zwager
Anna en Toon Hageman.
Vanaf 1907 wonen Maria en Theo op verschillende adressen in Amsterdam, maar het langst - van 1907 tot 1919 - wonen zij aan de Nassaukade 505, eerste etage.
Uit de inschrijvingen van het
stadsarchief blijkt dat er door de jaren heen meerdere familieleden inwonen. Anna Georgina Visscher wordt genoemd, het nichtje van Theo Wijnen dat tot 1910 bij hen zal wonen. En (schoon-)zus Josina Zwijsen, naaister, komt in 1909 vanuit Utrecht en zal in 1910 vertrekken naar de Haarlemse Wouwermanstraat, om de hoek bij zus Lucia en Theo Thijssen. Van begin 1914 tot haar huwelijk met Bart Lauret op 12 mei 1915 staat Josina opnieuw ingeschreven bij Maria en Theo in Amsterdam.
Ook vader
Kornelis Peter Zwijsen en stiefmoeder Heintje van Hilten wonen bij Maria en Theo in, vanaf oktober 1909. Dat heeft een bijzondere reden, zoals Lies Wijnen later in het verslag van haar leven beschrijft:

De oudste dochter Lies over haar familie
In 1995 schrijft Lies, de oudste dochter van Marie en Theo Wijnen haar memoires als Arts en medische missiezuster Elise. Na haar opleiding in de Verenigde Staten tot arts vertrekt zij eind 1940 - haar beide ouders zijn in 1938 en '39 overleden - als zuster Elise naar India. Haar hele leven werkte zij wereldwijd om de armsten van medische zorg te voorzien. Over haar familie schrijft zij:
" Ik ben op 28 oktober 1911 in Nederland geboren. Ik was de eerste baby die leefde. Mijn moeder had vijf miskramen en dat ik levend ter wereld kwam, schreef mijn moeder altijd toe aan een nieuwe dokter, die haar vertelde dat ze de laatste vier maanden van haar zwangerschap in bed moest blijven. Mijn oude grootmoeder (Heintje van Hilten dus, mdk) kwam het huishouden doen en koken, en mijn vader hielp met schoonmaken. Ik heb mijn leven te danken aan de drie personen die het meest van mij hielden: mijn moeder, mijn vader en mijn grootmoeder."
Wat hier ook uit afgelezen kan worden is dat Marie moeilijk kinderen kreeg, iets wat ze met haar zussen lijkt te delen. In een tijd dat het katholieke gezin groot was kregen zij 2, 3 of 4 kinderen.
In mei 1919 vertrekken Maria en Theo met het gezin naar Baarn, naar de Nassaulaan 4. De bazen van Kreymborg wonen eveneens in Baarn.

Bij Groenegraf - waar ook hun bidprentjes te vinden zijn - is verder te lezen dat het gezin aan de Sophialaan en uiteindelijk aan de Laanstraat 24 heeft gewoond.
In 1937, nog geen twee jaar na haar zus Anna, overlijdt Maria op 57-jarige leeftijd en een jaar later zal ook Theo overlijden. Dochter Lies zit dan in de Verenigde Staten en schrijft: " In 1939 viel de oorlog Nederland en België binnen en werd alle contact met mijn familie verbroken. Toen besefte ik hoe gelukkig mijn ouders waren dat ze dit niet hoefden mee te maken. Maar het was nog steeds een heel, heel verdrietige en moeilijke tijd voor mij."
Engelina en Johannes van Benschop - Zwijsen
Engelina (1882 - 1939) en Johannes (1879 - 1929) trouwen in 1906 in Abcoude - Baambrugge. Johannes is geboren in Loenersloot. Hij is smid, maar staat later in zijn leven geregistreerd als handelsvertegenwoordiger.
Zij krijgen - mogelijk - tien kinderen, allen geboren in Nederhorst den Berg behalve de jongste die in Hilversum ter wereld komt:
- Adriana Anthonia Maria (1907)
- Cornelis Hendrikus (1908)
- De tweeling Anthonia Anna Maria en Gerrit Willem (1910)
- Elias Anthonius (1911)
- Lucia Petronella (1912)
- Jacobus Lambertus (1914)
- Anna Cornelia (1916)
- Johannes Leonardus (1918)
- Anthonius Wilhelmus (1919)
Johannes van Benschop heeft ook op een andere manier een verbinding met de familie Hageman. Hij is de oudste broer van Elias van Benschop, getrouwd met Maria Hageman, de jongste zus van Toon Hageman.
Komende uit Rijswijk laten ze zich in 1936 met vier van de kinderen inschrijven in de Minckelerstraat 57 in Den Haag. Engelina overlijdt in op 26 nov 1939 in Den Haag, ze is dan 57 jaar.
Johannes zal 16 okt 1940 in het huwelijk treden met Johanna Carolina van der Kraan, eveneens in Den Haag. Hij overlijdt uiteindelijk in Baarn op 21 dec 1960.
Josina en Bart Lauret - Zwijsen
Op 12 mei 1915 trouwt Jo (Josina Johanna Antonia) Zwijsen in Amsterdam met Bert (Lambertus Johannes) Lauret uit Voorst. Jo is 30 en Bert is 35 jaar. Hij staat dan geregistreerd als 'vertegenwoordiger ener verzekeringsmaatschappij' maar zal later als onderwijzer werken en dirigent zijn van een kerkkoor.
Josina heeft in 1909 en 1914 kort ingewoond bij haar zus en zwager
Maria en Theo Wijnen - Zwijsen in Amsterdam. In de tussentijd heeft ze in Haarlem gewoond, om de hoek bij haar andere zus en zwager;
Lucia en Theo Thijssen - Zwijsen. Josina en Bert krijgen acht kinderen:
- 1916: Constantinus Henricus Cornelis
- 1917: Cornelis Petrus Willibrordus
- 1920: dochter
- 1921: zoon
- 1923: Lambertus Hermanus
- 1924: Anthonius Aloysius
- 1926: Regina Lamberta Josina
- 1928: Wilhelmus Maria


